guus
21 mei 2021

Kansen(on)gelijkheid

In mijn blogs probeer ik een kijkje in de keuken van een onderwijsbestuurder te geven. Maar af en toe ook een kijkje in zijn (mijn) hart. Want besturen is, net als lesgeven, mensenwerk, waarbij persoonlijke gevoelens niet altijd buiten de deur kunnen worden gehouden. Dat zou trouwens ook niet best zijn!

Samen met heel veel andere tv-kijkers heb ik met een afwisseling van bewondering en verwondering gekeken naar de documentaireserie Klassen. De centrale vraag die daarin wordt opgeworpen en van een antwoord –of liever gezegd- vele antwoorden wordt voorzien, is: “Hebben kinderen/jongeren in ons onderwijssysteem, ongeacht herkomst en afkomst, gelijke kansen om de voor hen hoogst haalbare opleiding te behalen en te voltooien?”

Die ene vraag kan verder worden uitgesplitst. Bijvoorbeeld: Is het diploma van onze kinderen gebaseerd op hun eigen kwaliteiten of speelt het opleidingsniveau van de ouders een doorslaggevende rol? Waar het ene kind worstelt met een armoedige of onzekere thuissituatie, gaat het andere juist gebukt onder de drang om te presteren. Een gelijke start bestaat (dus) niet; moet dan het onderwijs niet juist óngelijke kansen bieden om de onvermijdelijke, ongelijke startpositie recht te trekken?  We ontmoeten achtstegroepers in afwachting van hun eindadvies, en middelbare scholieren wiens kaarten al eerder geschud zijn. Lukt het hen om op te boksen tegen lage verwachtingen, of te leven met hoge? Gelukkig zijn er volwassenen die voor het belang van de kinderen strijden: de zeer betrokken leraren, de mentor, de bestuurder en de wethouder. Maar trekken ze wel aan dezelfde kant van het touw? Enzovoorts.

De hoofdrolspelers in de documentaire worden dusdanig geportretteerd dat zij je vertrouwd worden en hun moeilijkheden je persoonlijk raken. Onvermijdelijk dat dit stemt tot nadenken over onze eigen leerlingen en ons eigen werk in Zeeland. Hoe zit het hier met de kansen(on)gelijkheid en wat kan ik, in mijn specifieke rol en functie, daar voor invloed op uitoefenen?

Omroep Human heeft niet alleen gezorgd voor uitzending van deze prachtdocumentaire, maar ook een maatschappelijk gesprek op touw gezet in de vorm van regionale meet ups. In die gesprekken werden bij het onderwijs betrokken “partijen”, dus van leraren tot en met bestuurders, maar ook ouders, jeugdhulpverleners, politici e.d.  uitgedaagd om aan de hand van filmfragmenten te beraadslagen over het oplossen van vormen van ongelijkheid in de eigen werksituatie en in de eigen regio. 

Het viel me op dat er in de Zeeuwse meet up geen enkele behoefte of neiging was om afstand te nemen in de trant van “dat Zeeland geen Amsterdam-noord is”. Er werden vele, schrijnende voorbeelden aangedragen van kansenongelijkheid in onze directe omgeving en binnen onze “cirkel van invloed”.

Als we in de spiegel kijken moeten we constateren dat we, met al onze goede bedoelingen, leerlingen met minder kansen eerder benadelen dan bevoordelen: op jonge leeftijd dwingen tot fundamentele keuzes, vast zetten in een opleiding, lastige thuisomstandigheden negatief meewegen in de advisering i.p.v. positief (dit kind is onlangs alle ballast tóch maar mooi zover gekomen; die kan dus wel wat”), geld aan ouders vragen voor extra onderwijsaanbod zoals TTO, technasium e.d. en voor dure schoolreizen.

Wat in de documentaire maar beperkt tot uitdrukking kon komen, is de uitvergroting van de problematiek als gevolg van Corona. Wanneer leerlingen zijn aangewezen op de “arbeidsomstandigheden” thuis omdat de school gesloten is, wordt de ongelijkheid in de uitgangspositie schrijnender. Maar ook: wanneer schoolreizen worden afgeblazen hoeven de kinderen die om financiële redenen niet hadden meegekund, daar niet mee voor de dag te komen.

Wij zijn nu aan zet om met het vele geld dat via het Nationaal Programma Onderwijs tot ons komt de dingen te doen die de kansen van onze jeugd om zich –postcorona- optimaal te ontplooien bevorderen en ongewenste verschillen te proberen te verzachten. 
 

Geschreven door Guus Hagt